Joty Biegel was één van de deelnemers aan de interessante foto expositie “Next Level” bij Monopole in Schiedam.

Joty Biegel toonde in het Monopole twee series, waaronder de serie Teenage Mood, waarmee zij afgelopen jaar de wedstrijd ‘5 met samenhang’ won. Bovendien werd deze serie geselecteerd door de landelijke wedstrijd Foto Nationaal.

De expositie in Schiedam helaas al weer afgelopen maar Joep a Campo schreef over de andere serie een leuk filosofisch stukje:

Foto: Joty Biegel, serie Doors of perception

Op deze foto zie je wellicht niet wat je denkt te zien; ieder blijkt er weer wat anders in te zien. Het is een foto uit een reeks van foto´s zonder titel. De maker helpt de kijker alleen verder met een titel voor de reeks: “Doors of perception”. Daarmee verwijst zij naar een beroemde uitspraak van William Blake (1757-1827). Net als deuren kunnen openen en sluiten, maakt onze waarneming dingen zichtbaar en onzichtbaar. Onze vijf zintuigen en verstandelijke begrippen zijn tegelijk blikopener en oogklep, “For man has closed himself up, till he sees all things thro' narrow chinks of his cavern.” Wij zitten als gevangen in een grot en zien niet de werkelijke wereld. Door kleine kieren krijgt ieder maar een stukje te zien, - verschillende stukjes bovendien, want ieder kijkt door andere kieren. “Een dwaas ziet niet dezelfde boom die een wijze man ziet,” en het inzicht van de een is voor een ander een vooroordeel of misverstand. Als ieder is behept met verschillende oogkleppen, hoe kun je dan zien wat de ander ziet? Daarover zouden mensen kunnen overleggen, maar dat lijkt vruchteloos, want niemand kan een ding ‘echt’ of ‘wezenlijk’ zien en weergeven. Ieder is kortzichtig: “Hoe weet je, of niet elke vogel die de lucht doorklieft, een onmetelijke wereld van verrukking is, gesloten door je vijf zintuigen?” Blake zegt daarom: “If the doors of perception were cleansed every thing would appear to man as it is, Infinite.” Pas als onze oogkleppen – onze zintuigen, ons verstand – worden gereinigd, zien wij de dingen echt, namelijk als Oneindig, en al wat niemand ooit zag als het Oneindige.

Wil je het niet-waarneembare waarnemen, uitdrukken en zelfs vastleggen? Uiteraard kan de mens niet over zijn schaduw springen en voorbij zijn oogklep kijken. Dan stuit je op een tegenstrijdig , zo niet onoplosbaar probleem, waarmee de wijsbegeerte eeuwenlang, al ver voor Plato en nog steeds na Kant, heeft geworsteld. In oude religies gold daarom een beeldverbod of een versluiering van het beeld (Jaweh, Isis, Maja).

Maar wel kunnen ideeën zoals van Blake worden vormgegeven, bijvoorbeeld door middel van fotografie. Met fotobeelden ontleend aan of geënt op de zichtbare werkelijkheid kan althans het idee van het onzegbare, oneindige, onbeeldbare worden opgeroepen en ‘waar’-gemaakt, althans voor wie het kan en wil zien, dat wil zeggen: geloven. Dat gebeurt in deze fotoreeks met beeldmiddelen als dubbelopnamen, die het naast elkaar bestaan van verschillende perspectieven suggereren, of met wazigheid en onscherpte die vaagheid, onzekerheid of niet-weten oproepen, en vooral door het contrastrijk oplichten vanuit duisternis. Deze middelen scheppen ‘onwerkelijke’ beelden, maar als wij ze voor ogen hebben, zijn zij wel nieuwe werkelijkheid geworden van inkt op papier; het denkbare is zichtbaar geworden, het voorstelbare waargemaakt, het ongrijpbare tastbaar, het zachte hardgemaakt. De verbeelding heeft door de uitbeelding een glimp van het ingebeelde als het ware voor een stukje veroverd en ingepolderd bij de aardse werkelijkheid. De deuren van waarneming zijn op een kier gezet voor ruimer uitzicht en dieper inzicht. Dat gebeurt in deze fotoserie, zoals in kunst in het algemeen, die door scheppende verbeelding, die de mensheid door duistere eeuwen sleept, net als de baron Von Münchhausen, die zich uit een moeras redt door zich op te tillen aan zijn haren. Dit alles beantwoordt aan het romantische ideaal van de kunstenaar als ziener én maker, en van creatieve energie als bron van verandering, en daarom zegt Blake vol vertrouwen: “De eeuwigheid is verliefd op de voortbrengselen van de tijd.”

William Blake was wars van kerk en godsdienst, maar wel doordrongen van religieus besef. Zijn slotwoord: “Want elk ding dat leeft is Heilig” brengt het leven met zijn creatieve verbeelding in verband met wat een gelovige God of goddelijk zou noemen. Hij zag beeldmatige en dichterlijke verbeelding als middel om te reiken naar en zelfs over de grens van stoffelijke en geestelijke wereld. De foto’s tonen hoe Licht dringt in Duisternis, en hoe uit het duister dingen raadselachtig oplichten. Het is daarom in zijn geest, dat zij een onaardse, religieuze of spirituele sfeer ademen. Zij tonen een zoektocht naar inzicht in de beperktheid van het zien.